Bloedplaatjes zijn afsplitsingen van grote cellen (megakaryocyten) in het beenmerg. In rust zijn het kernloze platte ronde schijfjes, 3 micrometer dik, met een doorsnede van 10 micrometer. Als ze geactiveerd worden veranderen ze van platte schijfjes in bolletjes met lange tentakels, waardoor ze gemakkelijker aan elkaar en aan de omgevingsstructuren kunnen binden. Normaal hebben mensen tussen de 150 en 350 miljoen bloedplaatjes per milliliter. Ze blijven tussen de 7 en 10 dagen in het bloed, waarna ze worden afgebroken met name in de milt, maar ook in de lever.
Electronen microscopische opname van bloedplaatjes. In de bloedplaatjes zijn allerlei functionele organellen en blaasjes te zien.
Stolling
Bloedplaatjes hebben op hun oppervlak eiwitten zitten die aan beschadigde vaatwandstructuren kunnen binden. Als ze hier aan binden worden ze geactiveerd en scheiden ze allerlei stollingsbevorderende stoffen uit. Hierdoor worden bloedplaatjes in de directe omgeving ook geactiveerd en gebonden, waardoor er een plaatjesprop ontstaat. En er vindt vaatvernauwing plaats. Het ontstaan van deze plaatjesprop én de vaatvernauwing, zijn belangrijk voor het goed verlopen van de bloedstolling.